33
Lofpsalm ter ere van Israëls God
1 Jubelt, gij rechtvaardigen, in de Here,een lofzang betaamt de oprechten.
2 Looft de Here met de citer,psalmzingt Hem met de tiensnarige harp.
3 Zingt Hem een nieuw lied,speelt schoon op de snaren onder geschal.
4 Want des Heren woord is waarachtig,al zijn werk geschiedt in trouw;
5 Hij heeft gerechtigheid en recht lief,de aarde is vol van de goedertierenheid des Heren.
6 Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt,door de adem van zijn mond al hun heer.
7 Hij verzamelt het water der zee als een dam,Hij legt watervloeden in schatkamers op.
8 De ganse aarde vreze voor de Here,al de bewoners der wereld moeten voor Hem ontzag hebben.
9 Want Hij sprak en het was er,Hij gebood en het stond er.
10 De Here verbreekt de raad der volken,Hij verijdelt de gedachten der natiën;
11 de raad des Heren houdt eeuwig stand,de gedachten zijns harten van geslacht tot geslacht.
12 Welzalig het volk, welks God de Here is,de natie, die Hij Zich ten erfdeel koos.
13 De Here schouwt uit de hemel,Hij slaat alle mensenkinderen gade;
14 uit zijn woonplaats ziet Hijnaar alle bewoners der aarde,
15 Hij, die hun aller harten vormt,die al hun werken doorgrondt.
16 Geen koning wordt behouden door een machtig leger,geen held wordt gered door geweldige kracht;
17 het paard faalt ter overwinning,en doet niet ontkomen door zijn geweldige sterkte.
18 Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen,die op zijn goedertierenheid hopen,
19 om hun ziel van de dood te redden,en hen in het leven te houden in hongersnood.
20 Onze ziel verwacht de Here,Hij is onze hulp en ons schild.
21 Ja, in Hem verheugt zich ons hart,ja, op zijn heilige naam vertrouwen wij.
22 Uw goedertierenheid, Here, zij over ons,gelijk wij op U hopen.