61
Gebed van een balling voor de koning
Voor de koorleider. Bij snarenspel. Van David.
Hoor toch, o God, mijn smeking,sla acht op mijn gebed. Van het einde des lands roep ik tot U, omdat mijn hart bezwijkt;leid mij op een rots die mij te hoog zou zijn. Want Gij zijt mij een schuilplaats geweest,een sterke toren tegen de vijand. Laat mij in uw tent voor altoos vertoeven,laat mij schuilen, geborgen onder uw vleugelen. sela Want Gij, o God, hebt gehoord naar mijn geloften,Gij hebt het erfdeel gegeven van hen die uw naam vrezen. Voeg dagen toe aan de dagen van de koning,mogen zijn jaren duren als van geslacht tot geslacht; moge hij voor altoos tronen voor Gods aangezicht,beschik goedertierenheid en trouw, dat zij hem behoeden. Dan wil ik uw naam voor immer psalmzingen,terwijl ik dag aan dag mijn geloften betaal.