5
Jerusalem, leg af het gewaad van uw droefheid en nood, En bekleedt u voor eeuwig met de stralende glorie van God; Sla de mantel der gerechtigheid om, door God u geschonken, Zet op uw hoofd de gloriekrans, waarmee de Eeuwige u kroont! Want God zal uw stralenkrans tonen Aan heel de aarde onder de hemel; Een naam voor eeuwig zal God u geven: “Vrede der gerechtigheid, Glorie van vroomheid!” Op, Jerusalem, bestijg de hoogte, en blik naar het oosten: Zie uw zonen, bijeengebracht door het woord van den Heilige Van de opgang der zon tot haar ondergang, Vol vreugde, dat God ze gedenkt! Waarachtig, te voet zijn ze van u heengegaan, Weggesleept door den vijand, Maar God brengt ze tot u terug, In glorie gedragen als op een koningstroon. Want God heeft bevolen, iedere hoge berg En eeuwige heuvelen te slechten, De dalen tot een effen bodem te vullen, Opdat Israël veilig kan gaan in de glorie van God; En de wouden en alle geurende bomen Werpen op Israël hun schaduw, naar Gods bevel! Ja, God geleidt Israël, vol vreugd door het licht van zijn glorie, Met zijn ontferming en gerechtigheid!