8
1 Begin geen twist met een grote; Waarom zoudt ge u tegen hem keren? Strijd niet met iemand, die sterker is; Waarom in zijn handen vallen? 2 Twist niet met iemand die rijk is; Hij zou een prijs voor u betalen, om u te verderven. Want het goud heeft velen overmoedig gemaakt, Zelfs het hart van vorsten verleid. 3 Strijd niet tegen een grote mond; Want het is hout werpen op het vuur. 4 Heb geen omgang met een dwaas; Anders gaan hoogstaande lieden u verachten. 5 Maar veracht niemand, die zich van zijn zonde bekeert; Bedenk, dat wij allen schuldig zijn. 6 Spot nooit met iemand om zijn ouderdom, Want ook wij worden oud. 7 Wees niet verheugd over iemands dood; Bedenk, dat wij allen eens sterven. 8 Versmaad de raad der wijzen niet, Maar houd u bezig met hun spreuken; Van hen toch kunt ge wijsheid leren, Om sterk te staan tegenover vorsten. 9 Veracht de verhalen der ouden niet, Die zij hoorden van hun vaderen; Van hen toch kunt ge wijsheid leren, Om antwoord te geven in tijd van nood. 10 Kom niet te dicht bij de kolen der zondaars; Anders wordt ge verbrand door hun gloed. 11 Loop niet weg voor den spotter; Laat hem niet zitten als iemand, die u een hinderlaag legt. 12 Geef niet te leen aan iemand, die machtiger is, En als ge het doet, beschouw het dan als verloren. 13 Blijf geen borg boven uw vermogen; Maar blijft ge borg, reken dan op betalen. 14 Begin geen proces met een rechter; Want hij kan uitspraak doen, zoals hij wil. 15 Ga niet op reis met een waaghals; Ge zoudt grote ongelukken kunnen belopen. Want hij doet, wat hem invalt, En ge gaat door zijn dwaasheid te gronde. 16 Begin geen strijd met een driftkop, En rijd niet met hem de woestijn in; Want bloed heeft voor hem geen waarde, En hij brengt u om, zonder dat iemand u redt. 17 Pleeg geen overleg met een dwaas; Hij kan uw plannen toch niet geheim houden. 18 Doe in andermans bijzijn niet wat geheim moet blijven; Want ge weet niet, wat hij zal doen. 19 Leg uw hart niet bloot aan iedereen, Maar stoot ook vriendelijkheid niet af.