8
En dan nu over voedsel dat aan afgoden gewijd is. Zoals wij weten beschikken wij allen over kennis. Maar kennis maakt verwaand; de liefde daarentegen bouwt op. Als iemand meent dat hij iets weet, dan weet hij nog niet zoals hij behoort te weten. Maar als iemand God liefheeft, dan kent God hem. Dus wat het voedsel betreft dat aan afgoden gewijd is: wij weten dat geen enkele afgod in de wereld werkelijk bestaat en dat er maar één God is. Want zelfs als er zogenaamde goden zijn, in de hemel of op aarde – en er zijn veel van die “goden” en “machten” – wij weten dat er slechts één God is – de Vader dankzij Wie alles bestaat en voor Wie wij leven – en één machtige Heer – Jezus Christus, door Wie alles bestaat en door Wie wij leven. Maar niet iedereen beseft dit. Sommige mensen zijn nog zo aan afgoden gewend, dat hun geweten – dat overgevoelig is – verontreinigd raakt wanneer zij voedsel eten dat aan een afgod gewijd is. Voedsel brengt ons echter niet dichter bij God. We zijn niet slechter af wanneer we iets niet eten en niet beter wanneer we het wel eten. Maar pas op dat je geen struikelblok voor de zwakkere persoon vormt door van je rechten gebruik te maken. 10 Want als iemand jou, die dat allemaal beseft, in een afgodentempel ziet eten, dan wordt de persoon met een overgevoelig geweten toch aangezet om voedsel te eten dat aan afgoden is gewijd? 11 Dan wordt deze zwakkere broeder of zuster, voor wie Christus gestorven is, te gronde gericht door jouw kennis. 12 Door zo tegen je geloofsgenoten te zondigen en hun geweten te kwetsen wanneer dat overgevoelig is, zondig je tegen Christus. 13 Dus als hetgeen ik eet mijn geloofsgenoot doet struikelen, dan zal ik nooit meer vlees eten, om te voorkomen dat ik mijn geloofsgenoot doe struikelen.