4
De belofte dat we de rust die God aanbiedt mogen ervaren is nog steeds van kracht. Waak er dus over dat niemand van jullie alsnog blijkt tekort te schieten. Want net als zij eertijds, hebben ook wij het goede nieuws gehoord. Het horen van de boodschap heeft hen echter niet gebaat, omdat het horen bij hen niet gepaard ging met geloof. Wij die tot geloof gekomen zijn, hebben die rust wél ervaren. Het is zoals God heeft gezegd: “Ik was zo kwaad dat Ik zwoer dat ze de rust die Ik aanbied nooit zouden ervaren.” En dat terwijl Gods werk al sinds de schepping van de wereld af is. Hij zegt ergens over de zevende dag: “En op de zevende dag vond God rust van al het werk dat Hij gedaan had.” Maar hier lezen we: “Ze zullen de rust die Ik aanbied nooit ervaren.” De mogelijkheid om die rust te ervaren bestaat dus nog, maar zij die aanvankelijk het goede nieuws over de rust hadden gehoord, mochten die niet ervaren. Daarom heeft God opnieuw een dag aangeduid die als “vandaag” geldt. Zoals we hebben gezien zei Hij veel later bij monde van David: “Als jullie vandaag zijn stem horen, wees dan niet eigenzinnig.” Als Jozua hun die rust zou hebben gegeven, dan zou God later niet over een tweede kans hebben gesproken. Er blijft dus een sabbatsrust beschikbaar voor Gods volk. 10 Want wie Gods rust heeft ervaren, mag rust vinden van het werk dat hij heeft gedaan, zoals God rust vond van het werk dat Hij had gedaan. 11 Laten we daarom ons best doen om die rust te ervaren – laat niemand te gronde gaan door het voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen dat de Israëlieten destijds hebben gegeven. 12 Wat God zegt is namelijk levend, krachtig en scherper dan eender welk tweesnijdend zwaard. Het snijdt diep, tot waar zowel ziel en geest als gewrichten en merg elkaar raken, en het kan onze diepste gedachten en motieven ontleden. 13 Niets van wat geschapen is, is voor Hem verborgen; het is allemaal open en bloot zichtbaar voor Hem aan Wie we verantwoording zullen moeten afleggen.
14 Wij hebben een verheven hogepriester, die de hemel is binnengegaan: Jezus, de Zoon van God. Laten we daarom vasthouden aan het geloof dat we belijden. 15 Wij hebben immers geen hogepriester die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar een die in alle opzichten net als wij op de proef is gesteld, echter zonder te zondigen. 16 Laten we daarom vrijmoedig de troon van de genadige God benaderen, opdat we, telkens wanneer we hulp nodig hebben, mededogen en genade mogen ontvangen.