6
1 Laten we daarom de beginselen van het onderwijs over Christus achter ons laten en ons volop richten op het volwassen-zijn. We gaan dus niet opnieuw het fundament leggen, dat bestaat uit de bekering van het gedrag dat tot de dood leidt, en uit het geloof in God, 2 evenals de leer over de doop, de handoplegging, de verrijzenis van de doden en de eeuwige veroordeling. 3 Laten we dat dus doen, als God het toelaat. 4 Het is namelijk onmogelijk voor iemand wiens ogen zijn geopend en die van het hemelse geschenk heeft geproefd, die deel heeft gekregen aan de Heilige Geest, 5 die van de goedheid van Gods woorden en de kracht van de toekomstige wereld heeft geproefd, 6 en die vervolgens afvallig is geworden, om zijn bekering over te doen. Zo zou je immers de Zoon van God opnieuw kruisigen en schande aandoen. 7 Land waarop dikwijls regen valt en dat voor de landbouwers nuttige gewassen oplevert, wordt door God gezegend. 8 Maar als het doornen en distels voortbrengt, is het waardeloos en loopt het de kans om vervloekt te worden en uiteindelijk te worden verbrand. 9 Beste vrienden, wij spreken wel zo, maar we zijn ervan overtuigd dat jullie iets beters wacht – jullie redding. 10 God is niet onrechtvaardig; Hij zal niet vergeten wat jullie uit liefde voor Hem hebben gedaan door je medechristenen keer op keer bij te staan. 11 Het is ons verlangen dat ieder van jullie tot het einde toe dezelfde ijver aan de dag zal leggen en dat onze verwachting volkomen zal worden verwezenlijkt. 12 Word dus niet passief, maar neem een voorbeeld aan degenen die het beloofde hebben verkregen door te geloven en geduldig te zijn.
13 Toen God zijn belofte aan Abraham deed, kon Hij niet zweren bij iemand die belangrijker was dan Hij. Daarom zwoer Hij bij zichzelf: 14 “Ik zal je met zegeningen overladen en je talloze afstammelingen geven.” 15 En zo, door geduld te hebben, heeft Abraham het beloofde verkregen. 16 Mensen zweren altijd bij iemand die belangrijker is dan henzelf, en ieder menselijk geschil kan worden beslecht door een verklaring met een eed te bekrachtigen. 17 En omdat God wilde dat zij die het beloofde zouden ontvangen er goed van doordrongen zouden zijn dat zijn plan niet zou veranderen, bekrachtigde Hij zijn belofte met een eed. 18 Voor ons die onze toevlucht hebben genomen tot de God die onmogelijk zou liegen, vormen deze onherroepelijke eed en belofte een sterke aansporing om vast te houden aan onze toekomstverwachting. 19 Die is als een anker voor onze ziel; ze ligt vast, is betrouwbaar en geeft toegang tot de ruimte achter het tempelgordijn, 20 waar Jezus, die voor eeuwig een hogepriester als Melchizedek is geworden, vóór ons en ten behoeve van ons is binnengegaan.