5
Later reisde Jezus naar Jeruzalem voor een Joods feest. Nu is er bij de Schaapspoort in Jeruzalem een badhuis met vijf zuilengalerijen; in het Aramees heet het Betzata. Daar lagen veel mensen met ernstige aandoeningen: ze waren blind, verlamd of hadden een andere handicap. Er was daar iemand die al 38 jaar aan zijn aandoening leed. Jezus zag hem liggen, wist dat hij al lange tijd aan die aandoening leed en vroeg hem: “Wil je gezond worden?” De man antwoordde: “Meneer, ik heb niemand om me het bad in te helpen wanneer het water in beweging komt. Telkens als ik ga, is een ander mij voor.” Jezus zei: “Sta op, neem je mat op en wandel.” De man werd meteen gezond; hij nam zijn mat op en wandelde rond. Dit gebeurde op een sabbat. 10 Daarom zeiden de Joodse leiders tegen de genezen man: “Het is sabbat, je mag je mat niet dragen.” 11 Maar hij antwoordde: “Hij die mij gezond gemaakt heeft, zei tegen mij: ‘Neem je draagmat op en wandel.’ ” 12 Zij vroegen hem: “Wie is die Man die tegen je zei dat je je draagmat moest opnemen en moest wandelen?” 13 Maar de man die genezen was, wist niet wie het was, want Jezus had zich teruggetrokken in de menigte die zich daar bevond. 14 Later trof Jezus hem aan op het tempelterrein. Hij zei tegen hem: “Luister. Je bent nu genezen. Zorg dat je niet meer zondigt; anders zal je iets ergers overkomen.” 15 De man vertrok en vertelde aan de Joodse leiders dat het Jezus was die hem gezond had gemaakt.
16 Toen begonnen de Joodse leiders Jezus tegen te werken, omdat Hij dit op een sabbat had gedaan. 17 Maar Jezus zei tegen hen: “Mijn Vader is altijd al aan het werk; daarom werk Ik ook.” 18 Dit versterkte de Joodse leiders in hun bedoeling Jezus te doden, omdat Hij niet alleen de Joodse sabbatsregels had overtreden, maar ook God zijn Vader had genoemd en zichzelf dus aan God gelijkstelde. 19 Jezus reageerde daarop: “Ik zeg jullie nadrukkelijk, de Zoon kan niets uit zichzelf doen, Hij kan enkel doen wat Hij de Vader ziet doen. Alles wat de Vader doet, doet de Zoon ook. 20 De Vader houdt van de Zoon en toont Hem alles wat Hij doet. Hij zal Hem nog grotere daden tonen dan deze, en jullie zullen versteld staan. 21 Want zoals de Vader de doden doet verrijzen en hen doet leven, zo doet ook de Zoon leven wie Hij wil. 22 De Vader oordeelt over niemand; Hij heeft het Oordeel volledig aan de Zoon toevertrouwd. 23 Daarom zullen alle mensen de Zoon eren zoals ze de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem heeft gestuurd. 24 Ik zeg jullie nadrukkelijk, wie luistert naar hetgeen Ik zeg en gelooft in Degene die Mij heeft gestuurd, heeft het eeuwig leven en valt niet onder het Oordeel. Hij is overgegaan van de dood naar het leven. 25 Ik zeg jullie nadrukkelijk, er komt een tijd – en het is nu al zover – dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen en zij die Hem horen, zullen leven. 26 De Vader heeft de macht om leven te geven, en diezelfde macht om leven te geven heeft Hij aan de Zoon geschonken. 27 Bovendien heeft Hij Hem de macht gegeven om het Oordeel te voltrekken, omdat Hij de aangekondigde Mensenzoon is. 28 Verbaas je hierover niet. Er komt namelijk een tijd dat alle doden zijn stem zullen horen. 29 Zij die het goede hebben gedaan, zullen verrijzen om het leven te ontvangen en zij die het verkeerde hebben gedaan, zullen verrijzen om het Oordeel te ondergaan. 30 Ik kan niets doen uit Mijzelf; Ik oordeel op basis van wat Ik hoor, en mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik niet gericht ben op mijn eigen wil, maar op de wil van Degene die Mij gestuurd heeft.
31 Als Ik van Mijzelf getuig, is mijn getuigenis niet rechtsgeldig. 32 Er is echter iemand anders die van Mij getuigt en Ik weet dat de getuigenis die hij van Mij geeft, betrouwbaar is. 33 Jullie hebben mensen naar Johannes gestuurd en zijn getuigenis is waar. 34 Ik heb het niet nodig dat mensen van Mij getuigen, maar Ik zeg dit opdat jullie worden gered. 35 Johannes was de lamp die brandde en licht gaf, en jullie waren een tijdlang bereid om van zijn licht te genieten. 36 Ik beschik over een getuigenis die zwaarder doorweegt dan die van Johannes. De daden die de Vader Mij te doen geeft, de daden die Ik doe, die getuigen van Mij dat de Vader Mij heeft gezonden. 37 En verder getuigt de Vader die Mij heeft gestuurd van Mij, maar jullie hebben nog nooit zijn stem gehoord of zijn gezicht gezien. 38 Zijn getuigenis is jullie niet bijgebleven, omdat jullie niet geloven in Degene die Hij gezonden heeft. 39 Jullie bestuderen de Schriften, omdat jullie denken dat zij het eeuwig leven bevatten, maar ook die getuigen van Mij. 40 En toch willen jullie niet bij Mij komen om het leven te ontvangen.
41 Ik ben niet uit op goedkeuring van mensen, 42 maar Ik ken jullie: jullie hebben geen liefde voor God in je hart. 43 Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en jullie aanvaarden Mij niet, maar als iemand anders op eigen gezag komt, aanvaarden jullie die persoon wel. 44 Hoe kunnen jullie geloven als jullie graag goedkeuring van elkaar ontvangen in plaats van naar Gods goedkeuring te streven?
45 Denk niet dat Ik jullie bij de Vader zal aanklagen. Het is Mozes, op wie jullie je hoop stellen, die jullie aanklaagt. 46 Als jullie Mozes zouden geloven, zouden jullie ook Mij geloven, want hetgeen hij schreef gaat over Mij. 47 Maar als jullie niet geloven wat hij schreef, hoe zullen jullie dan geloven wat Ik zeg?”