10
1 Broeders en zusters, mijn hartenwens en mijn gebed tot God voor de Joden is dat zij Gods redding mogen ervaren. 2 Ik kan over hen getuigen dat ze aan God toegewijd zijn, maar ze beschikken niet over inzicht. 3 Omdat ze niet weten hoe men met God in het reine komt en hun vrijspraak van schuld zelf proberen te bewerkstelligen, weigeren ze Gods recht te aanvaarden. 4 De Wet leidt uiteindelijk tot Christus; iedereen die in Hem gelooft, wordt vrijgesproken van schuld.
5 Mozes schrijft over de vrijspraak op grond van de Wet: “De mens die zo handelt, zal daardoor leven.” 6 De vrijspraak op grond van geloof zegt: “Vraag je niet af wie naar de hemel zal opstijgen” – om Christus naar de aarde te halen – 7 “of wie in de afgrond zal afdalen” – om Christus uit het dodenrijk op te halen. 8 Want wat staat er? “De boodschap is dicht bij je: in je mond en in je hart.” Dat gaat over de boodschap van het geloof, die wij verkondigen. 9 Want als je met je mond belijdt dat Jezus je Heer is en met je hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft doen verrijzen, zal je gered worden. 10 Wie in zijn hart gelooft, wordt vrijgesproken van schuld en wie dat openlijk belijdt, ontvangt redding. 11 De Schriften leren: “Wie op Hem vertrouwt, zal niet beschaamd worden.” 12 Er is dus geen onderscheid tussen Jood en niet-Jood: de Heer is Heer van iedereen, en iedereen die Hem aanroept, zal rijkelijk worden gezegend. 13 Want: “Ieder die de Heer aanroept, zal gered worden.” 14 Maar hoe kunnen mensen Hem aanroepen als ze niet geloven? En hoe kunnen ze in Hem geloven als ze niet van Hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze horen zonder boodschapper? 15 En hoe zal men de boodschap verspreiden zonder gezonden te zijn? In de Schriften staat: “Hoe mooi is de komst van de boodschappers van goed nieuws!” 16 Toch heeft niet iedereen naar het goede nieuws geluisterd. Jesaja zegt namelijk: “Heer, wie geloofde wat wij vertelden?” 17 Geloof is dus een gevolg van horen, en horen is een gevolg van de verspreiding van het evangelie van Christus. 18 Ik vraag echter: hebben ze het werkelijk niet gehoord? Toch wel, want: “Hun stemgeluid klonk over de gehele aarde, en hun woorden tot de uiteinden van de wereld.” 19 Ik vraag verder: heeft Israël het dan niet begrepen? In de eerste plaats zegt God bij monde van Mozes: “Ik zal jullie jaloers maken op een volk dat niet van Mij is; Ik zal jullie uitdagen met een volk zonder inzicht.” 20 Jesaja durft zelfs te zeggen: “Ik ben gevonden door wie Mij niet zochten; Ik heb mij vertoond aan wie niet naar Mij vroegen.” 21 Maar over Israël zegt hij: “De hele dag reikte Ik mijn hand uit naar een ongehoorzaam en opstandig volk.”