14
De overmoed der dwazen
Voor de koorleider. Van David.De dwaas zegt in zijn hart:Er is geen God.Zij bedrijven gruwelijke en afschuwelijke misdaden,niemand is er, die goed doet.
De Here ziet neder uit de hemelop de mensenkinderen,om te zien, of er één verstandig is,één, die God zoekt. Allen zijn zij afgeweken, tezamen ontaard;er is niemand die goed doet, zelfs niet één. Hebben zij dan geen kennis, al die bedrijvers van ongerechtigheid,die mijn volk opeten, als aten zij brood?De Here roepen zij niet aan. Daar overvalt hen de schrik,want God is bij het rechtvaardig geslacht. Het voornemen van de ellendige kunt gij wel beschamen,maar de Here is zijn toevlucht. Och, dat uit Sion Israëls redding daagde!Als de Here een keer brengt in het lot van zijn volk,dan zal Jakob juichen, Israël zich verheugen.