14
1 En dit is het einde der geschiedenis van Tobit. Nadat Tobit het gezicht had teruggekregen, leefde hij nog twee en veertig jaar, en mocht de kinderen van zijn kinderen nog aanschouwen.
2 Hij bereikte de leeftijd van honderd en twee jaar, en werd toen met alle eer in Ninive begraven.
3 Want zes en vijftig jaar oud verloor hij het licht der ogen en in zijn zestigste jaar kreeg hij het terug.
4 De rest van zijn leven was zeer gelukkig; hoe meer hij vooruit ging in de vreze des Heren, hoe meer hij vrede genoot.
5 Maar toen hij ging sterven, liet hij zijn zoon Tobias met diens zeven jonge zonen, zijn kleinkinderen, komen, en sprak tot hen:
6 De ondergang van Ninive moet dichtbij zijn; want het woord des Heren kan niet falen. Onze broeders, die buiten het land van Israël verstrooid zijn, zullen daarheen terugkeren;
7 heel het land, dat verlaten ligt, zal weer bevolkt worden, en het huis van God, dat daar verbrand neerligt, zal worden herbouwd. Allen, die God vrezen, keren daarheen terug;
8 zelfs de heidenen zullen hun afgoden verlaten en naar Jerusalem komen, om daar te gaan wonen;
9 en al de koningen der aarde zullen den Koning van Israël aanbidden en daar zich verblijden4.
10 Mijn kinderen, luistert dus naar uw vader: Blijft trouw in de dienst van den Heer, en beijvert u te doen wat Hem behaagt;
11 beveelt uw kinderen, de gerechtigheid te beoefenen en de weldadigheid, God voor ogen te houden en Hem trouw te loven ten allen tijde met geheel hun kracht.
12 Mijn kinderen, luistert nog verder naar mij: Gij moet hier niet blijven; maar als gij uw moeder naast mij in hetzelfde graf hebt begraven, begeeft u dan aanstonds op weg, om van hier te vertrekken;
13 want ik zie, dat de boosheid hier de ondergang zal brengen.
14 Tobias trok dan ook na de dood van zijn moeder met zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen uit Ninive weg, en keerde naar zijn schoonouders terug.
15 Hij trof hen welvarend aan in gezegende ouderdom; hij zorgde voor hen en sloot hun zelf de ogen. Hij erfde heel het vermogen van Raguëls huis, en zag nog de kinderen van zijn kinderen tot in het vijfde geslacht.
16 En nadat hij in de vreze des Heren met vreugde de leeftijd van negen en negentig jaar had bereikt, werd hij ten grave gedragen.
17 Ook al zijn verwanten en heel zijn geslacht bleven in een deugdzaam leven en een heilige levenswandel volharden, zodat zij welgevallig waren aan God en de mensen, aan al de bewoners van dat land.