4
Daarom, mijn geliefde broeders en zusters naar wie ik verlang, mijn vreugde en mijn erekrans, blijf standvastig in je leven met de Heer, mijn vrienden. Euodia en Syntyche spoor ik allebei aan, eensgezind te zijn; jullie zijn immers zusters door je geloof in de Heer. En jou, mijn trouwe medewerker, vraag ik hen te helpen. Zij hebben namelijk samen met mij gestreden voor het evangelie, evenals Clemens en mijn overige medewerkers, van wie de namen in het boek van het leven staan.
Verheug je altijd in de Heer. Ik zeg het nogmaals: verheug je. Laat je vriendelijkheid bekend zijn bij alle mensen. De Heer is dichtbij. Wees nooit ongerust, maar leg in alle omstandigheden je verzoeken aan God voor, door te bidden, te smeken en te danken. Dan zal Gods vrede, die alle begrip overstijgt, je hart en gedachten beschermen door Christus Jezus.
Ten slotte, broeders en zusters, richt je gedachten op de zaken die waar, eerbaar, rechtvaardig, zuiver, vriendelijk en bewonderenswaardig zijn; kortom: op de zaken die deugdzaam en prijzenswaardig zijn. Breng in praktijk wat jullie van mij hebben geleerd, ontvangen en gehoord en wat jullie bij mij hebben gezien; dan zal de God van vrede bij jullie zijn.
10 Ik ben de Heer bijzonder dankbaar dat jullie eindelijk je belangstelling voor mij hebben kunnen verdiepen. In feite hadden jullie wel belangstelling voor mij, maar waren jullie niet in de gelegenheid om dat te tonen. 11 Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd, want ik heb geleerd om in alle omstandigheden tevreden te zijn. 12 Ik weet wat armoede is en ik weet ook wat overvloed is. Ik heb geleerd om altijd en overal tevreden te zijn, zowel wanneer ik volop kan eten als wanneer ik honger lijd, zowel bij overvloed als bij gebrek. 13 Ik kan alles aan, door Hem die mij kracht geeft. 14 Hoe dan ook, jullie hebben er goed aan gedaan, met mij mee te leven in mijn moeilijkheden. 15 Jullie weten zelf ook, Filippenzen, dat in de beginperiode, toen jullie het evangelie ontvingen nadat ik uit Macedonië was vertrokken, geen enkele kerkgemeenschap zich om mijn financiën heeft bekommerd, behalve jullie. 16 Want zelfs toen ik in Tessalonica was, hebben jullie meermaals een gift gestuurd om mijn tekorten aan te vullen. 17 Het gaat mij echter niet om de gift, maar om de toename van het tegoed op jullie rekening. 18 Ik heb alles ontvangen en zelfs meer. Ik heb nu meer dan voldoende, dankzij jullie giften, die ik van Epafroditus in ontvangst heb genomen. Ze zijn als een aangenaam geurend offer dat God vreugde geeft. 19 En mijn God zal vanuit zijn hemelse rijkdom ook al jullie tekorten aanvullen door middel van Christus Jezus. 20 Onze God en Vader komt voor eeuwig en altijd de eer toe. Amen.
21 Groet allen die bij Christus Jezus horen. De broeders en zusters die bij mij zijn, groeten jullie. 22 Alle christenen hier groeten jullie, in het bijzonder zij die deel uitmaken van de keizerlijke hofhouding. 23 Ik wens jullie de genade van de Heer Jezus Christus toe.